, ,

Over Gramsci, Corijn en ’t Uilekot

Na het boeiende debat in ’t Uilekot met Dominique Willaert en Eric Corijn over de nood aan een nieuw verbindend links project verdiepten wij ons nog wat in Corijns boek “Gramsci Lezen – van klassenstrijd tot woke”. In dit werk laat Corijn zich inspireren door de Italiaanse marxist Antonio Gramsci (1881-1937) en biedt hij de lezer een diversiteit van perspectieven op de besproken problematiek. Hieronder verduidelijken wij eerst Gramsci’s centrale begrip hegemonie, vervolgens geven wij enkele bedenkingen bij het boek van Corijn en tot slot leggen wij de link met de praktische werking van ’t Uilekot.

Marx beschreef de economische wetten van het kapitalisme en de uitbuiting van de arbeiders, maar zijn theorie is deterministisch en leidt tot passiviteit, stelde Gramsci. Ze overschat het belang van dwingende macht en onderschat de hegemonie, de culturele instemming met praktijken en opvattingen. Mensen geloven dat ze vrij en gelijk zijn in de kapitalistische staat. Dit vals bewustzijn wil Gramsci vervangen door een tegenhegemonie, ontwikkeld door praktische vormen van solidariteit in de arbeidersstrijd en een nieuwe ideologische theorie. Die dubbele beweging van praktijk en theorie moet vorm krijgen in een politiek project dat de arbeidersklasse emancipeert en bevrijdt van de uitbuiting. Zo zag Gramsci het bijna honderd jaar geleden, en Corijn zoekt naar een actueel links politiek project dat de tegenhegemonie kan verwerven. Het is een belangrijk thema in een tijd waarin rechts de hegemonie heeft via zowel het kosmopolitisch neoliberalisme als haar nationalistische tegenreactie. Als aanvulling op Corijns pleidooi formuleren wij enkele bedenkingen bij zijn boek om zo mee de zoektocht naar nieuwe praktijken en opvattingen een tegenhegemonie te stimuleren.   

Corijn neemt in zijn boek veel hooi op zijn vork en dat is jammer. Gramsci’s gedachtegoed geeft hij goed weer, maar hij bespreekt ook latere marxisten die door hem beïnvloed zijn. Bij elk van die volgelingen serveert hij de ideeën van hun voornaamste critici, veelal in hun eigen terminologie. Dit alles maakt de tekst moeilijk leesbaar. Komt daarbij dat Gramsci zijn centrale begrip hegemonie ontwikkelde in de erbarmelijke omstandigheden van een Italiaanse gevangenis waardoor zijn notities soms tegenstrijdig zijn. De actualiteit van Gramsci’s boodschap raakt zo ondergesneeuwd. De meester toont zich in de beperking, schreef Goethe, en Corijn had dat motto beter wat ernstiger genomen. Dan zouden minder lezers halfweg de lectuur van het boek afhaken en zou zijn boek over Gramsci een bredere verspreiding vinden.    

Om anno 2022 een tegenhegemonie op te bouwen zoekt Corijn inspiratie bij Laclau en Mouffe, twee volgelingen van Gramsci. Ze bieden een “model waar men mee loskomt van de vele impasses waarin de historische debatten verzand zijn” (pag. 161), schrijft Corijn terecht. Zij verwerpen “de communistische voorhoede als drager van de hegemonie” (pag. 150) en bieden inspiratie om de al te diepe kloof tussen het socialisme, de politieke ecologie en de nieuwe sociale bewegingen te dichten. Diversiteit krijgt zo zijn plaats in het nieuwe gemeenschappelijke links project, en dat is een goede zaak. Maar als Corijn het samen met Laclau en Mouffe heeft over “de openheid en de vloeibaarheid van het sociale, dat zelf ook bepaald wordt door de oneindigheid van taalspelen” (pag. 163) gaat hij toch wel heel sterk de postmoderne toer op. Een open politiek debat is belangrijk voor het ontwikkelen van een tegenhegemonie, maar oneindige taalspelen sluiten al te veel aan bij postmoderne vrijblijvendheid en onvoldoende bij Gramsci’s filosofie van de praxis, geworteld in verzet en strijd. Is “elke subjectpositie, ook die van de arbeidersklasse, het product van een narratief” (pag. 172)? Als mensen door armoede in opstand komen tegen het kapitalisme, is dat allereerst een zaak van materiële belangen waarvoor ze opkomen. Gedeelde verhalen zijn cruciaal voor de opbouw van een tegenhegemonie, maar hegemonie verwerven is meer dan “het opbouwen van een vertooggemeenschap” (pag. 161). Zo niet, dan zal Corijns politieke project blijven steken in postmodern gebabbel waarvan mensen zich zullen afkeren.     

Corijn blijft dromen van een éénheidsproject. Wij vinden ons helemaal terug in zinnen als “De herpolitisering moet… bestaan uit het samenbrengen van reëel bestaande praktijken en een tegenhegemonisch narratief” (pag. 211) en delen zijn pleidooi voor de verbondenheid van vele nieuwe sociale bewegingen, het socialisme en de politieke ecologie. Corijn stelt dat die laatste het meest beloftevol is om de leiding te nemen bij het opbouwen van een tegenhegemonie in onze tijd, maar de politieke ecologie biedt “geen totaalanalyse van de systemische crisissen” (pag. 206). In dezelfde lijn schrijft hij dat “de meervoudige en onherleidbare diversiteit van de hedendaagse sociale strijd elke grondslag voor een politieke verbeelding met één Subject en één verloop van dé Geschiedenis… en een Rationele ordening van tafel geveegd” heeft (pag. 130). Wij volgen hem hier niet meer. Een allesomvattende theorie die als richtlijn voor de praxis kan dienen, zal de diversiteit van de praxis ondergeschikt maken aan de theorie en is niet wenselijk. Sociale klassen, politieke partijen en zelfs gemeenschappen hoeven veelheid en diversiteit niet uit te sluiten, noch in theorie, noch in praktijk. Zo’n verbondenheid in diversiteit probeert ’t Uilekot in haar werking te realiseren en in een laatste alinea leggen wij het verband met Gramsci’s project.      

De vzw ’t Uilekot bouwt in praktijk met vele vrijwilligers aan een ecologische en solidaire samenleving en vindt haar theorie in een basistekst, gepubliceerd op haar website. Kritische rationaliteit staat hierin centraal omdat “elke mens met een zekere vorm van rationaliteit behept” is en omdat elke mens kritisch kan reflecteren over zijn praktijk. De nadruk op het belang van voedselproductie en de distributie van lokale landbouwproducten via de Eco & Fair winkel wijkt af van Gramsci’s marxistisch primaat van de industriële ontwikkeling, maar het aanbod van producten uit coöperatieven sluit dan weer helemaal aan bij zijn basis socialistisch project. Met het oog op de opbouw van een wereldwijde tegenhegemonie steunde ‘t Uilekot begin 21e eeuw volop de idee van participatieve democratie van het Wereld Sociaal Forum. Corijn heeft het jammer genoeg niet over dat belangrijke experiment. Ook de huidige geopolitieke verschuivingen ziet Corijn onvoldoende. Over enkele decennia mag je verwachten dat de Chinese communistisch partij de rechtse hegemonie van het kapitalistische Westen zal verdringen met een nieuwe hegemonie waar wij in ‘t Uilekot niet vrolijk van zouden worden. Hoe hiertegen een tegenhegemonie opbouwen, is een belangrijke vraag voor de volgende decennia. Het zou Gramsci’s geest die de fascisten van Mussolini in de gevangenis nooit klein kregen, anno 2022 eer betuigd hebben als Corijn zich hiermee meer ingelaten had. Het zou het grote belang van zijn thematiek gediend hebben.

Lieven Plouvier, Sophia De Wolf en Filip De Bodt

Een uitvoeriger bespreking van het Corijns boek door Sophia is te vinden op de site van het HVV (zie https://humanistischverbond.be/kritisch-lezen/760/gramsci-lezen-van-klassenstrijd-tot-woke).

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.