, , ,

Thomas Piketty, Kapitaal en ideologie

De klus is geklaard! Duizendhonderd pagina’s economische geschiedenis zijn zowel met liefde als met haat doorworsteld. Dat ging de ene moment bijgevolg vlotter dan de andere. Had Piketty, de Franse econoom die wereldwijde bekendheid verwierf met zijn ‘Kapitaal in de 21ste Eeuw’, het wat beknopter moeten houden? Ja en nee.

Ja, omdat zijn historische analyse met het oog op het beter begrijpen van meer recentere ontwikkelingen zodanig gedetailleerd is dat sommige lezers zonder twijfel grote stukken zullen overslaan. In zijn inleiding haalt hij zélf dat gevaar aan, hij vraagt om chronologisch te lezen en niet enkel zijn conclusies bij de verschillende hoofdstukken door te nemen. Meermaals heb ik zelfs de indruk dat ik een handboek voor studenten in handen heb, zo uitgebreid is zijn betoog. De auteur herhaalt bovendien meermaals reeds eerder in zijn boek beschreven vaststellingen, alsof hij zeker wil zijn dat het goed wordt ingeprent. Tabellen en voetnoten besliste ik al snel gewoon over te slaan. Om die óók nog vrijwillig te bestuderen en te lezen, daar is het leven toch wel veel te kort voor.

Neen, omdat de uitgave een lawine aan intrigerende info en verduidelijking bevat over verleden en heden. Hij laveert uitgebreid via economie en geschiedenis, slaat regelmatig een zijweg in naar de literatuur, sociologie en filosofie. Wat tot gevolg heeft dat je op sommige momenten hevig in het boek getrokken wordt en ontzettend veel interessante achtergrondkennis opdoet over maatschappelijke mechanismen. Het boek is dus het ene moment gortdroog, dan weer meeslepend. Achterflapteksten strijden nogal eens naar de eerste prijs bewieroking. Feit is dat die positieve commentaren er wel degelijk zijn. Ongetwijfeld zijn er ook andere. Die de flap natuurlijk niét halen. Wie koopt het, wie leest het, wie worstelt zich hier doorheen? Dat vraag ik me aanvankelijk meermaals af. Maar ik ondervind al snel dat hoe meer ik vorder in het boek, hoe interessanter ik het begin te vinden. Al zijn er, eerlijk toegegeven, eveneens een aantal paragrafen die mijn herhaaldelijk rechtgezette pet te boven gaan.

Heel tof voor de literatuurliefhebbers én een noodzakelijke frisheid in de eerste twee delen is dat Piketty een aantal klassiekers connecteert aan de tijd waarvan ze een weerslag zijn. Overbekende werken van onder andere Jane Austen en Honoré de Balzac worden op die manier in hun historische context geplaatst en dat geeft deze een extra dimensie. Tijdens het lezen van die passages dringt de vraag zich op of ik niet beter voorrang zou geven aan die romans zélf. De boeken die ik al las, moet ik dan misschien zelfs eens herlezen. Ongetwijfeld ‘lees’ ik ze anders. Het letterlijk en figuurlijk zware boek goed doorploeteren vraagt tijd, en het schrijven ervan moet een monnikenwerk geweest zijn. Piketty splitst zijn werk op in vier delen.

Hij start met het schetsen van de inegalitaire stelsels uit de geschiedenis, met name de standenmaatschappijen en de bezitterssamenlevingen (19de eeuw) en laat tal van historische ontwikkelingen in verschillende landen de revue passeren – ontwikkelingen die te maken hebben met de hardnekkige structuur van diverse vormen van ongelijkheid. De hyper-inegalitaire samenlevingen van de voorbije drie eeuwen kunnen niet zomaar terzijde worden geschoven als een oude, voorbije wereld, er zijn tal van raakpunten die van wezenlijk belang zijn om de huidige wereld te begrijpen.

In deel twee doet Piketty minutieus uit de doeken hoe de slavenstaten, koloniale samenlevingen en de standenmaatschappijen een zware erfenis van ongelijkheid nalieten. Heiligverklaring van privébezit had zelfs tot gevolg dat bij de afschaffing van de slavernij in de VS de bevrijde slaven hun vroegere eigenaars letterlijk een hoge tol moesten betalen voor hun vrijheid. Voor president Jefferson kon er enkel sprake zijn van vrijmaking wanneer de eigenaars daarbovenop nog een billijke staatsvergoeding kregen, ze waren immers hun werkkrachten kwijt. Wat het bewijs is van een doordrongen respect voor propriëtarisme. De slaven schadeloos stellen als compensatie voor het hun aangedane onrecht, niemand vond het nuttig of nodig.

In deel drie analyseert de auteur hoe de sociale ongelijkheid in de twintigste eeuw ingrijpend veranderde, aanvankelijk in de goede richting. De eeuw laat hij beginnen bij de aanslag in Sarajevo op 28 juni 1914 en eindigen bij de aanslagen in New York op 11 september 2001. Kenmerkend voor dat tijdperk is de hoop op een rechtvaardiger wereld, een samenleving met sociale gelijkheid én het voornemen om de oude, inegalitaire regimes radicaal om te vormen. De twintigste eeuw wordt na de twee grote conflicten vooral gekenmerkt door de contacten tussen samenlevingen en culturen die elkaar voordien bijna volledig negeerden en voornamelijk communiceerden via interstatelijke relaties en militaire overheersing. Het laissez-faire raakt in diskrediet en de overheidsbemoeienis stijgt. Na de ‘Trente Glorieuses’ (1950-1980) groeit de ongelijkheid echter opnieuw. Het aantal belastingparadijzen stijgt terwijl politieke wil tot transparantie ontbreekt. Sedertdien ondergraaft  vermogensconcentratie en een ondemocratische spreiding van de rijkdom de samenleving. En waarschuwt Piketty dat dat wel eens gevaarlijk zou kunnen zijn. Antidemocratische keuzes blokkeren de totstandkoming van ambitieuze internationale politieke programma’s om meer gelijkheid te bewerkstelligen. Zo worden in zowel de postcommunistische als kapitalistische landen de mislukkingen van het communisme regelmatig aangegrepen om bij voorbaat elk ambitieus herverdelingsproject in de kiem te smoren.

Ook de EU kent geen prioriteit toe aan de strijd voor fiscale rechtvaardigheid en hogere belastingen voor dominante spelers. Piketty vindt dit riskant. Die koers geeft brandstof aan een diep anti-Europees sentiment onder de lagere en middenklasse waardoor het mensen in de armen van nationalistische, nativistische en identitaire bewegingen duwt. Hij stelt de pertinente vraag waarom de EU een gezamenlijke munt en de ECB wist te bewerkstellingen, maar geen gezamenlijke fiscale constructie om belastingen te heffen inrichtte. Het antwoord is niet moeilijk te vinden. De afzonderlijke landen willen de concurrentiepositie behouden en bijgevolg ook de grote bedrijven in eigen land houden of er naartoe lokken met alsmaar lagere winstbelastingen.

Wat de auteur vertelt zal voor velen niet nieuw zijn – het autoritaire liberalisme à la Friedrich Hayek is bijna dagelijks onderwerp van vele artikels en opinies. Anderen zal het regelmatig de ogen openen. Piketty hamert herhaaldelijk op de oorzaken en de gevolgen van ongelijkheid, focust op de hardnekkige mechanismen die een uitweg uit de impasse verhinderen en wijst op het kortzichtig eigenbelang van elites met een meritocratisch discours. Piketty is een Franse burger, casus Frankrijk komt dus uitgebreid in zijn vizier. Ook om zijn punt te maken dat als het vraagstuk van die ongelijkheid niet ernstig genomen wordt, eveneens het klimaatbeleid door wijdverbreid onbegrip en protest geblokkeerd wordt. En kan dat ook anders wanneer de Franse regering forse verhogingen van de CO²-belastingen doorvoert op benzine, maar een uitzondering maakt voor kerosine?

De grote en tegelijk ontnuchterende conclusie van de econoom (doorheen het hele boek) is dat de meeste politiek-ideologische constructies hebben laten zien dat sociale ongelijkheid nooit iets ‘natuurlijks’ had en dat nog altijd niet heeft: ze zijn net een gevolg van die politiek en ideologie. Politieke elites maken keuzes en die zijn altijd wel in iemands belang. Eén keer raden in wiens belang…

Vanaf de jaren 1990 stak een grenzeloos geloof in de zelfregulering van de markt en het privébezit de kop op. Zowel de Amerikaanse Democraten als de Europese socialisten stopten van dan af grotendeels met nadenken over de indamming van het kapitalisme of over alternatieven ervoor. Thomas Piketty zal deze recensie niet lezen, dus even onder ons: indien uw eventuele interesse niet langer tegen te houden is, laat de eerste twee delen voor wat ze zijn of lees enkel de conclusie en concentreer u meteen op de laatste twee hoofdstukken. Die bieden een helder en boeiend overzicht op een eeuw Amerikaanse, (Oost-)Europese en Aziatische politieke geschiedenis, haar electorale systemen en de opvallend gelijklopende tendensen – van het Reaganisme tot gele hesjes, via de Brexit tot Beppe Grillo, van Poetin tot Bolsonaro. Ook laat de auteur in dit lijvig werk de lezer kennismaken met ‘brahmaans links’, een term om uit te leggen hoe vanaf 1990 de hoger opgeleide kiezers via de ‘opleidingslijn’ naar de andere politieke zijde verhuisden, meer bepaald de linkerzijde die door de zich in de steek gelaten voelende kiezer met lagere of geen diploma’s verlaten werd in het voordeel van nativistische partijen. Het op een traditionele klassenscheidingslijn gebaseerde, naoorlogse links-rechtspartijensysteem maakte geleidelijk plaats voor een systeem van meerdere elites, waarin brahmaans links de hoger opgeleiden aantrok en zakelijk rechts de mensen met de hoogste inkomens en vermogens.

In het vierde deel neemt Piketty eerst nog een lange aanloop om uiteindelijk in het laatste hoofdstuk met de beloofde voorstellen tot oplossingen- een aantal zijn niet nieuw – wat betreft de onrechtvaardigheden te komen. Hij stelt zich hierbij terughoudend op, maar biedt niettemin uiterst steekhoudende (veelal dus reeds gekende) alternatieven voor de huidige scheeflopende gang van zaken. Oplossingen waarbij de nuchtere lezer met voorkeur voor rechtvaardigheid ongetwijfeld ja-knikkend verder leest en zich afvraagt waarom het nog geen werkelijkheid is. Volgens de econoom moeten we weg van een wijdverbreide nationalistische trend waarin landen zich in isolement binnen de grenzen van eigen staat en identiteit terugtrekken en in de plaats daarvan evolueren richting sociaal-federalisme op mondiaal niveau. Hij geeft toe dat dit laatste een ideaalbeeld is, maar het positieve is dat een waaier aan tussenvormen mogelijk is. Progressieve vermogen- en inkomstenbelasting, gelijke opleidingskansen door toegankelijk onderwijs voor iedereen, eerlijke partijfinanciering, inperking van de macht van aandeelhouders, transnationale fiscale rechtvaardigheid met gemeenschappelijke heffingen voor de hoogste inkomens en vermogens én voor multinationals, paal en perk stellen aan belastingparadijzen en offshoreconstructies. Een nieuw soort globalisering, gebaseerd op verdragen van gemeenschappelijke ontwikkeling met als doel sociale, fiscale en ecologische rechtvaardigheid.

Piketty demonstreert met cijfers dat elke vorm van ambitieus beleid qua herverdeling en bestrijding van ongelijkheid verwaarloosd of – vooral – genegeerd wordt. Waardoor structurele veranderingen voorlopig utopie zijn. Daarom dat de auteur – die meegeeft dat door zijn studie van historische bronnen zijn opvattingen minder liberaal en meer socialistisch zijn geworden – zijn boek eindigt met de oproep om mee te denken, om een breed maatschappelijk debat, steunend op argumenten, ideeën en ervaringen, te openen. Het maakt hem niet uit of de lezer het eens is met zijn conclusie, hij wil de discussie aanzwengelen. Of wil althans met dit boek de historische en economische kennis ervoor verspreiden. Hier en daar blijkt tussen de regels dat Piketty niet overwegend pessimistisch is. Tijdens zijn onderzoekwerk voor het boek merkte hij dat net in crisismomenten telkens gegrabbeld wordt in de vergaarbakken van ideeën van de intellectuele lange termijnontwikkelingen, weg van de korte termijnlogica.

Had ik met deze recensie – net als Piketty met zijn boek – bondiger moeten zijn? Ja en neen. Ja, omdat er ongetwijfeld ondertussen al lezers afgehaakt hebben wegens te lang en te droog en omdat ik zelf weet dat dergelijke uitgebreide exposés niet gelezen worden, ook soms door mij niet – ook al ben ik een veellezer. Neen, omdat ik niet anders beoogde dan de belangrijkste wetenswaardigheden meegeven. Het allernoodzakelijkste, zodat, wanneer dit boek niet gelezen wordt, het aantal volhouders die tot hier zijn geraakt, toch gebriefd zijn.

Heb ik voor mezelf mijn tijd nuttig gebruikt? Had ik beter een paar romans gelezen? Persoonlijk weet ik dat hoe verder ik vorderde in ‘Kapitaal en ideologie’, hoe duidelijker het werd dat ik de actualiteit beter en minder naïef zal kunnen volgen. Dit leidde echter ook tot het stijgen van het aantal desillusies. Feit is wel dat ik onmiskenbaar veel feitenkennis heb verworven, antwoorden heb gekregen op vragen die ik me al lang stelde, mijn blik heb verruimd en beter geïnformeerd ben. En ook beseft heb dat de geschiedenis zich misschien niet herhaalt, maar toch opmerkelijk veel gelijklopende evoluties kent waar uit te leren valt. Net zoals uit dit boek, dat blijvend kan dienen als een soort naslagwerk.

Ja! Die duizendhonderd pagina’s geduldig doorploegen was het waard. Achteraf gezien althans toch…

Sophia De Wolf

Uitgeverij De Geus, 2020

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.